DE KERK EN DE KUNST.
HET PROTESTANTISME EN DE KUNST.
134 DE ’SGRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETER POST.
De Kerk èn de Kunst en vooral de Kerk en de Bouwkunst,
die twee, zijn bij alle ontwikkelde volken, door alle tijden
heen, reeds van af 50 of meer eeuwen vóór Christus
zelfs, altijd zaamgegaan; en bij elke groote periode, welke
die Kunst in die eeuwen heeft doorleefd, was het steeds
in dienst der Kerk, dat zij haar grootste meesterstukken,
haar voornaamste monumenten heeft bereikt, haar eerste
meesters had. De Kerk vroeg altijd aan de Kunst, zoo
zij dit maar eenigszins kon, het beste dat zij had, het beste
dat zij kon; voor den tempel der Goden, voor het huis
van Jehova, voor het huis Gods, was bijna nooit iets te
goed, te kostbaar, te duurzaam, ja bij menig volk en in
menige eeuw, lost de geheele architectuur zich bijna uit
sluitend op in tempel-bouw. Altijd en overal was inderdaad
de Kerk de eerste, de grootste bevorderaarster der bouw
kunst, zij, die haar telkens opnieuw wist te ontwikkelen tot
eene nationale, kon ’t zijn tot eene monumentale kunst;
zonder de Kerk zou het geheele geschied-verleden der bouw
kunst een geheel ander, een oneindig veel kleiner, weinig
meer dan een utiliteits verloop gehad hebben.
terrein onzer bouwkunst nu inderdaad bedroevend klein ge
worden, zoodat, als de Katholieke kerk zich harer niet tijdig
erbarmd had, zij feitelijk geen enkele beschermer, geen
enkel tehuis zou hebben overgehouden.
Het Protestantisme echter, althans ten onzent, heeft de
innige verhouding van de Kerk tot de Kunst echter nooit
ten vollen begrepen en wees, in zijn zelfgenoegzaamheid,
bijna de Kunst van zich.