DE ’S GRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETERPOST. 135 En de schilder- en de beeldhouw-kunst, die met de bouw kunst saam, door alle eeuwen heen bij alle volkeren hadden meegewerkt tot luister van den tempel-bouw, teneinde dezen een waardig huis der Godheid te doen zijn, zij werden nu ter kerke uitgedreven en men vergenoegde zich meestal met eene naakte, leege, kille ruimte, smakeloos en kleur loos, storend van vorm en van proportie niet zelden, hinderlijk armoedig en naar dikwijls. De Protestantsche Kerk zij versmaadde de Kunst; of dit uit een kerkelijk oogpunt inderdaad verstandig was, laat ik in ’t midden, zeker is het, dat tijdens het Protestantisme ons kunstvermogen steeds meer is gedaald; tal van oor zaken hebben daartoe meegewerkt, doch daaronder vooral deze, dat de Kerk bijna niet meer bouwde en als zij nog bouwde geen meesterstukken meer vroeg, maar meestal tevreden was met een simpel onderdak. Was het kerk gebouw voorheen veeltijds ééne groote kunsthal, een museum van Kunst bijna, opvoedend en inspireerend werkend, want het beste wat tal van vakken konden leveren, dat zag men daar, dat kerkgebouw was nu veelal in een arm bedehuis veranderd, waarin niets het oog meer trok en waarin de massa juist miste het contact met het beste, wat de Kunst kon leveren. Voor het eerst, sedert de kunst bestond, sloot de Kerk haar buiten, nam zij haar niet in zich op, haar bij wijlen, in haar reactie tegen al wat aan het vroegere geloof her innerde of in dienst van dat geloof stond, zelfs als iets zondigs beschouwend. Zij vergat daarbij helaas den grooten steun welke de Kunst ook aan de godsdienst kan bieden en zij zag tevens voorbij de groote waarde der Kunst voor het leven van een volk en in haar kortzichtigheid en geloofsangst, trof zij niet alleen de Kunst, maar met deze ook eenigermate zichzelve, en tevens een levens-ader der maatschappij.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 145