UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN. 7 verhuurder in zijn huis niet wilde geherbergd zien, namelijk „hoeren noch dieven, daervan den verhuijrder schade soude mogen comen te lijden.” Huurders voldoen niet altijd aan hun verplichtingen, ook niet in de zeventiende eeuw. Twee van zulke moeilijke betalers verschenen den i Maart 1635 voor hun notaris; zij hadden van de diaconie van Vlissingen een huisje in het Westeinde in huur voor 36 gulden ’sjaars, maar verklaarden, dat het hun ongelegen kwam tegen Meidag de huurpenningen op te brengen. Daarom machtigden zij hun patroon, „den meester in ’t goude leerhuijs”, waar zij werkten, om een gedeelte van hun loon in te houden, totdat de genoemde huurschuld zou zijn betaald. (N°. III). Huurders, die het verschuldigde niet betalen, kunnen verwachten, dat zij ter kwader ure uit hun huis worden gezet door den sterken arm; in dat geval komt soms de huurder in verzet. Ook in de zeventiende eeuw had men soms moeite om een onwillig huurder uit een perceel te verwijderen. Minder dikwijls komt het voor, dat een huurder omgekeerd een huurcontract wil doen eindigen, maar met den verhuurder niet tot een afrekening kan komen. Zulk een geval geeft de volgende acte (N°. IV). De verhuurder was zelfs zeer kras tegen den huurder opgetreden, had een slot op de deur van het verhuurde perceel gelegd, zoodat de huurder niet bij zijn boeken en papieren kon komen. Dat verhuurde perceel was een kantoortje bij de Kastelenij van den Hove van Holland op het Binnenhof. Bij acte van 28 Juli 1632 sommeerde nu de huurder Anthony van Cokengen den verhuurder Jacob van Bueren om de huurpenningen in ontvangst te nemen en hem zijn „stucken” weer terug te geven. De volgende acte is een hypothecaire acte, waarbij alleen is op te merken, dat de debitant, Willem Janss.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 14