I40 DE ’S GRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETERPOST.
In die omgeving nu, leefde de jonge Post, die als zoon
van een gezien Kunstbroeder, voortdurend met het meeren-
deel hunner in aanraking kwam en hen in hun werk
plaatsen, hun ateliers, zag werken. Waarschijnlijk is hij als
In het bouwvak is de keuze echter veel kleiner,
tegen tien kunstschilders is er nauwelijks één bouwmeester,
en terecht, want de kunstschilder werkte toen reeds,
niet meer uitsluitend voor de plaats zijner inwoning,
maar zijn doeken en paneelen gingen naar wijd en zijd,
zoo in als buiten de Republiek, terwijl er voor een
veelheid van bouwmeesters in die betrekkelijke kleine
Stad, ter nauwernood bekomen als zij was van hare
beide groote rampen, de belegering en inname door
de Spanjaarden in 1574 en den brand van 1576,
inderdaad werk noch plaats was. Een bouwmeester van
beteekenis had Haarlem toen in zijn Stads-timmerman en
steenhouwer, de Vlaming Lieven de Keij, die in 16023
de Vleeschhal bouwde en op 24 Juli 1627 stierf, te vroeg
dus, om te mogen veronderstellen, dat Post, toen eerst
19 jaar oud, door hem, ook al mocht bij hem hebben gewerkt,
geheel in ’t bouwvak zou zijn opgeleid voorts vinden wij
er als bouwmeester Salomon de Braij (1597 1664), die
echter nog meer schilder als architect was, in beide vakken
echter goed werk leverde, en blijkens, het door hem in 1661
in druk uitgegeven plan van uitleg der Stad, met toelichting
en financieele beschouwing, niet van praktischen kijk ont
bloot was. Een derde bouwmeester eindelijk was Pieter
Jacobsz. van Campen, die met de Keij in 1608 het Oude
Mannen-huis bouwde en reeds in 1615 stierf, doch werd
opgevolgd door zijn later beroemd geworden zoon Jacob
van Campen, den schilder en bouwmeester. Voorts waren
er nog de beeldhouwers Jan Jansz. de Vos en Aelbert
Maerts en diens broeder, de schrijnwerker, Asarias Maerts.