144 DE ’s GRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETERPOST.
misschien wel had zulks plaats op verlangen van den
Landvoogd zelf, die, nu de verschillende ontwerpen vol
doende waren vastgesteld en uitgewerkt, om door de
bekwame werkmeesters die hij tevens had meegenomen,
te kunnen worden uitgevoerd, mogelijk liever had dat
Post nu zorgde voor de voltooiing van het Maurits-huis,
waarvoor eene lading van de prachtigste Braziliaansche
houtsoorten was bijeengebracht ten behoeve der betimme
ringen, tegelijk met groote partijen suiker, tot bestrijding
der bouwkosten, waarom dit huis toen dan ook spottend
het Suiker-paleis werd genoemd. In Haarlem terug
gekomen 2) trouwde hij aldaar in het najaar van 1638
1) Zie de brief van Johan Maurits van 9 Maij 1642 aan
Huijgens over dien bouw, medegedeeld in de Historische
Studiën van Mr. J. D. Yeegens, deel I, bladz. 124.
2) Behalve Pieter was ook zijn broer Frans, de schilder,
geboren 1610, mee naar Brazilië gegaan, die er met den
Landvoogd bleef en voor diens vertrekken tal van landschappen
en voorstellingen van de eigenaardigheden van de menschen,
dieren en planten aldaar, maakte. Schilderstukken deels
geplaatst in het Maurits-huis, deels later verspreid in ver
schillende musea, o. m. in de collectie Six, in het museum
te Frankfort, in dat te Nürnberg, enz., ook maakte hij er de
teekeningen, later door hem gegraveerd, voor het werk van
Barlaeus. In 1644 presenteerde hij aan Prins Frederik Hendrik
een groot stuk schilderij van gelegenheid der landschappen in
West-Indië bij hem gemaakt, dat geplaatst werd op het
kasteel Honsholredijk en waarvoor hem, den 29™ Mei van dat
jaar, eene vereering van fl. 800 werd uitbetaald.
Den 7™ September 1680 werd hem van wege Prins Willem II
betaald de somme van fl. 300 ter zake van een doek schilderij,
zijnde een landschap van eenige plaatsen van S. H. in Bour
gogne. bij hem geschilderd en geleverd. Op het huis Rijxdorp
bij Wassenaar, door zijn broeder gebouwd, werden de vertrekken
door hem met West-lndische landschappen versierd. Zijn be
langrijkste stuk bevindt zich echter in het Rijks-Museum te
Amsterdam, voorstellende Johan Maurits van Nassau in zijn
laatste levensjaar, geharnast en met den bevelhebbersstaf in
de hand, terwijl een negerslaaf hem een papier aanbiedt, waarop