162 DE’SGRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETER POST.
eene midden-zaal
wijzigen, dat er eene midden-zaal zou ontstaan, geheel
gewijd aan de roemrijke nagedachtenis van haren gemaal,
eene zaal met koepel, den i5en April 1647 aanbesteed.
Ik vermoed dat daartoe de oorspronkelijke indeeling van
het Huis ten deele is gewijzigd, de bestaande vestibule
toch (zie afbeelding N°. 2) is voor dien tijd veel te klein,
de bestaande hoofd-trap zonder trappen-huis slecht gelegen
en bekrompen van afmeting en de communicatie tusschen de
vertrekken onderling hoogst ondoelmatig; dat alles, is toen
blijkbaar opgeofferd ter verkrijging eener groote midden-,
of eere-zaal, groot 15 M. in diameter, gelegen precies in
het midden van het gebouw, eene zaal die ter wille der
onmisbare trappen en portalen met afgeschuinde insprin
gende hoeken is voorzien, die trappen en portalen bergend,
en daardoor in plattegrond kruisvormig is geworden, hetgeen
de verhoudingen dier Zaal zeer ten goeden is gekomen, die,
op even eenvoudige als vernuftige wijze, zich m et haar gedrukt
halfrond gewelf, oplost en sluit in een achtkante lantaarn-
koepel van 7.70 binnen-diameter, wiens omgang met a jour
balustrade, aan de Zaal, die overigens elk architectonisch
detail mist, werkelijk cachet en sierlijkheid geeft en haar
verhoogt tevens. Bedoeld om te zijn een klein zomer
verblijf, een pied a terre voor de Prinses in het Bosch,
werd het nu „de Sael van Orange” en die Zaal zelve,
die, ware zij van meet af bedoeld geweest, stellig een
andere vorm, eene andere hoogte en eene andere over-
welving zou hebben gekregen, zij werd nu als ’t ware
één groot omgaand, in velden verdeeld en overkoepeld,
beschilderd oppervlak, x) waarvan Post zelve zegt, op de
teekening den doorgesneden Stand aangevend: „De Ordon
nantie ende Teekeningh van de Beschilderingh deser Saele,
1) In het Haagsch Jaarboekje van 1899 vindt men op bladz.
136, eene afbeelding der zaal, naar de pracht-teekening van D.
Marot van 1686.