DE’SGRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PI ET ER POST. 179
POST’S AANDEEL IN DEN BOUW VAN HET RAADHUIS
TE AMSTERDAM.
Zie in Oud-Holland, jrg. 1902, de studie van A. W. Weissmann
over Jacob van Campen.
s) Blijkens de Stadsrekening van 1640, biz. 114 v° werd toen
aan Philip Vinckeboons betaelt over diverse modellen bij hem
gemaakt van een nieuw Stadhuis fl. 48.
ontwerp toch J)
klein geacht 2),
meesteren aan
In samenwerking met van
Campen ontmoeten wij Post
mede bij de voorbereidende plannen voor den bouw van
het Raadhuis te Amsterdam, het zooveelste raadhuis-
10 December 1642 ingediend werd, te
en 11 October 1646 verklaarden Burge-
de Vroedschap, dat zij andermaal met
deskundigen hadden geraadpleegd en tot de overtuiging ge
komen waren, dat het gebouw nog aanzienlijker afmetingen
moest hebben, waarop zij gemachtigd werden het „naar
vereijsch van ’t werck” te vergrooten. Het schijnt dat dit
nieuwe ontwerp toen werd opgedragen aan van Campen
en Post, althans den 5 en April 1647 werd aan „Anthonie
Post voor zijn broeder P. Post (van wege de Vroedschap)
betaelt, de somma van drie hondert twaelft' gl. seven st.
voor zijne moeijten, vacatiën ende dachloonen, mitsgaders
verteerde kosten bij hem gehadt ende gedaen ten tijde
hij alhier heeft gebesoigneert over het teijckenen van de
modellen van een nieuw te maken stads-raethuijs alhier”,
waarvan in Januari 1648 den bouw werd aangevangen.
Hierbij bepaald zich echter Post’s zakelijk aandeel in dien
bouw; als architect van Frederik Hendrik verplicht van Mei
1646 af in den Haag te moeten wonen, zag hij zich waar
schijnlijk verplicht voor verdere medewerking aan dien om
vangrijken bouw te moeten bedanken. Na van Campen’s dood
in 1657, wordt hij daarin echter nog eens betrokken en wel
voor het maken van een ontwerp tot versiering van de zitting-