196 DE’SGRAVENHAAGSCHE BOUWMEESTER PIETER POST.
is, die zóó rustig
en uitgevoerd.
De gevels, zie afbeelding N°. 13 wel wat eentoonig ge
lijkvormig, hebben alle een breed midden-avant-corps, een
onderbouw, de beide kelder-verdiepingen saamvattend, eene
Ionische pilaster-orde met kroonlijst de voornaamste ver
dieping omsluitend en eene Corintische pilaster-orde met
hoogst eenvoudige kroonlijst de boven-verdieping van het
gebouw afsluitend. Alleen de avant-corps, van voor- en
achtergevel hebben nog een boven-bouw door een fronton
gedekt, dat van den voorgevel met het Wapen der Stad
in zijn tijmpan, terwijl Minerva en Mars ter weerszijden
Hal, waarin nu het toren-gedeelte te sterk spreekt en niet ge
noeg in overeenstemming is met het vóór-gedeelte. Eene
steenen hoofdtrap, die echter wat ruimer behandeld en even
als de zaal-bekoepeling ook wat meer belicht had kunnen zijn,
geeft van uit het achter-einde der Hal toegang tot de boven
galerij en boven-verdieping, alwaar alles even als beneden
overigens op ’taller eenvoudigst behandeld is. Van buiten
spreekt het meeste en het dankbaarste de monumentale
opgang, de vóór-trap. Met drie treden kornt men van af
het trottoir op het eerste- of midden-bordes, van waar
men ter weerszijden met dertien treden opklimt naar het
tweede bordes, dat met zijn omgaande balustrade de volle
diepte der vóór-trap aan beide zijden inneemt, en met
zeven treden toegang geeft, tot het groote boven- of derde
bordes, dat met zijn beide trappen door eene galerij is
besloten en overdekt, die het groote balkon daar boven
draagt, en vanaf dit bordes is de toegang tot de voor
naamste verdieping van het Stadhuis, tot de Hal. Deze
buiten-opgang is het karakteristiekste gedeelte van het ge
bouw, is inderdaad de gelukkigste, de deftigste en meest
monumentale buiten-opgang die wij in ons land vóór eenig
gebouw bezitten, ik ken er althans geen, die zóó imposant
en ongekunsteld en grootsch is opgevat