de'sgravenhaagschebouwmeesterpieter post. 207 Swanenburg, wist Post alle bij uitstek gunstig in hun omgeving, 't zij park of hoff of tuin of dijk te plaatsen, en die omgeving daarvoor zóó passend aan te leggen, dat dit alléén reeds toont, dat wij met een superieur man te doen hebben, die bovendien aan elk dier huizen een eigen karakter, in overeenstemming met het doel van het huis en met diens stichter wist te geven. Zijn beide Waag-gebouwen te Leiden en te Gouda, ’t zijn werkelijk, volkomen hun bestemming aangevende, sierlijke gebouwen, gelukkig van vorm en opvatting, en zijn Stadhuis van Maastricht is met zijn monumentalen opgang, zijn grootsche Hal, zijn toren en rustige gevels, eenig onder onze Renaissance raadhuizen en werkelijk in allen deele een waardig en imposant gebouw. Met zeer weinig motieven, wist Post toch volop afwis seling te brengen in zijn gevel-architectuur, in zijn klassieken stijl. De kolom gebruikt hij daarbij niet, enkel de pilaster en deze met de omgaande, het gebouw afsluitende kroon lijst altijd op het eenvoudigst, meestal in zandsteen, doch enkele malen ook in baksteen; een avant-corps door een fronton gedekt door pilasters gedragen, is zijn, in allerlei verhoudingen voorkomend gevel-motief; topgevels pastte hij nergens toe. Zijn gebouwen zijn alle gedekt met omgaande betrekkelijk lage daken, alnaar hun breedte met één of meer binnen-daken door zalingen gescheiden, alleen de paviljoens hebben hoogere, hebben pyramidaal opgaande daken. Zijn laag gehouden hoofd-ingangen, meesttijds met een bovenlicht voorzien, zijn altijd rijker dan eenig ander gevel-gedeelte behandeld; tot venster gebruikt hij bijna uitsluitend het kruis-venster, met rechten bovendorpel, meest tijds door een lijstwerk, een enkele maal ook, aan ’t Huis Swanenburg o.a. met een fronton of, gelijk bij de boven ramen van het Huis Vredenburch met een cherubijn gedekt. Aan het raadhuis te Maastricht wenschte men eigenlijk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 231