2o8 de’sgravenhaagschebouwmeesterpieter post.
het nieuwere, het toen zgn. Fransche venster, doch Post
verzette zich daartegen op soliditeits-gronden en behield
zijn kruis-vensters.
De trappen, zoowel de buiten- als de binnen-trappen
behandelde hij steeds met alle zorg, zij zijn met het vóór-
huis, waarin zij meestal waren geplaatst, altijd uitstekend
gedetailleerd en slechts noode, zooals in het Huis ten Bosch,
ter wille der Eere-Zaal, werden zij weggestopt.
Aan zijn zalen, de Orange-zaal, de Zaal van de Staten
van Holland en de Regenten-zaal in het Hofje van Nieukoop,
gaf hij gaarne eene vlakke, ongeleedde houten overwelving
en hoogst eenvoudige wand-indeelingen en behalve een
schouw bijna geen versiering; de schilder, niet de architect,
komt in die zalen bij hem op den voorgrond, zoo zelfs,
dat, als men uit die Zalen het decoratief schilderwerk
wegdenkt, zij er werkelijk plat en arm uitzien en dan ook
allesbehalve tot zijn architectonische meesterstukken ge
rekend kunnen worden, de Regenten-zaal die ongeschilderd
bleef, toont zulks op ’t aller duidelijkst.
Hoogst eenvoudig waren trouwens bijna overal en altijd
zijn versierings-motieven, slechts bij uitzondering gebruikte
hij beeldwerk en dan meestal een engelen-of kinder-groep
of een paar cherubijnen wapenschilden vasthoudende; zijn
gewone motieven zijn een paar palmtakken, eenige kransen
of bloem-trossen en bloem-hangers; bloem-guirlandes en
bloem-festoenen echter, gebruikte hij gaarne en veel.
En nu de vraag herhalend, boven gesteld, welke plaats
Post heeft ingenomen onder de bouwmeesters van zijnen
tijd, dan geloof ik gerust te mogen zeggen, eene bizonder
nuttige en beteekenisvolle, hij toch,' heeft op nieuw rich
ting gegeven aan onze bouwkunst, die zulks toen erg
noodig had. Hij heeft aan het klassieke kleed, dat nu
eenmaal in de mode was, de voor onze, meerendeels kleine
gebouwen en beperkte bouwsommen, noodige soberheid