UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN. 17 Ook het vak van barbier en chirurgijn leerde men als leerling bij zijn patroon. In het volgende stuk (N°. XXV) besteedt Rosijna Born haar zoon Fredrick bij den een zamen meester Aldert Berringa. Drie jaar is hier de termijn; voor de eerste twee jaar betaalt de moeder 125 gulden; voor het derde jaar is zij vrij van betalen; dan heeft de barbier al te veel dienst van den jongen om iets te kunnen vorderen. Maar hoogst eigenaardig is de slotbepaling, „dat de voorseide Rosijna haer optie sal mogen hebben haer voornoemden soone naer d’expiratie van de voorsseide twee eerste jaeren (soo wanneer den Pais wederomme in vrede waert beseten ende Haer Majesteit de Coninginne van Boheemen metterwoon daer naer toe treckende) met haer naer de voorsseide Pais sal mogen nemen sonder eenige tegenspreeken”. Blijkbaar hebben wij hier dus te doen met iemand uit de omgeving van de welbekende Winterkoningineen der getuigen is ook de zilverbewaarder van H. M. De acte is van 21 Maart 1641. Daar eerst bij den vrede van Munster de Paltz weer aan het oude stamhuis is teruggegeven, heeft dus Frederik Born zijn tijd bij meester Aldert Berringa kunnen uitdienen. Frederik Born is evenwel toen niet naar de Paltz gegaan. Meer dan twintig jaar later, den 23 Mei 1663, vinden wij hem in een acte (N°. XXVI) als mr. chirurgijn. Hij leidt dan op zijn beurt anderen in zijn vak op, in casu Daniel Sureau, den zoon van Esechias Sureau, medicinae doctor. De leertijd was kort; om „in de const der chirurgie soo veel hem enichsints mogelick off doenlick sal weesen soo in practique als theorie, te werden onderwesen” was slechts twee jaar noodig. Alles kon de chirurgijn den jongen man niet leerendaarom was bepaald, „dat den voornoemden Daniel Sureau een uijr daechs des naer- middachs sal hebben omme hem in de Latijnse tale te 2

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 24