1851.
afkeuring aan het Depart, bestuur zou worden voor
gedragen”. De Departementale besturen maakten derhalve
reglementen. Holland een zeer uitvoerig. Ofschoon de
Staatsregeling in art. 74 de Gemeentebesturen de „vrije
beschikking (liet) over derzelfs huishoudelijke belangen
en bestuur” tracht het Reglement toch het toezicht van
het Depart. Bestuur daarop zoo ver mogelijk uittestrekken
(art. 119) en wel tot alle „handelingen bepalingen of
verordeningen, welke niet enkel huishoudelijk” waren.
Verder werden alle nieuwe plaatselijke belastingen aan
de goedkeuring van de Depart. Besturen onderworpen.
Om stemgerechtigd te zijn moest men aan ongeveer
dezelfde eischen voldoen als in 1798, maar behoefde
geen verklaring van afkeer van bepaalde beginselen te
doen; men moest in een stemregister zijn ingeschreven.
Volgens grondvergaderingen werd gestemd voor de ring-
kiezers, die 25 jaar oud moesten zijn en een zekere mate
van gegoedheid bezitten. In Holland in gemeenten met 31
en meer grondvergaderingen moest men 50 gld. belasting
betalen of 20.000 gld. onbezwaard bezit of 40.000 gld.
aan effecten; in steden met 1330 grondvergaderingen,
35 gld. belasting of 10.000 of aan effecten 20.000 gld.;
in de steden der derde klasse respect. 20 gld. 5 of
10.000 gld. De ringkiezers maakten de nominaties voor
de leden van het gemeente bestuur, dat in ’s Gravenhage,
hetwelk hierbij in een uitzonderingsgeval verkeerde inge
volge de ordonnantie van het Staatsbewind van 10 Juni
1802, door het Staatsbewind zel-ve werd benoemd.
Het bestuur bestond in den Haag uit 9 leden, ieder
genietende 1500 gld., met jaarlijks 2700 gld. voor presentie
gelden; twee secretarissen genoten 1200 gld. elk. Jaarlijks
voor het eerst in 1804 trad een derde af, terstond her
kiesbaar. Den 4 Juni 1803 werd het stedelijk reglement, -
ontworpen en 19 Nov. 1802 ingeleverd door een commissie
238 DE REGEERING VAN ’s GRAVENHAGE 1795