STEDELIJKE REGEERING 1816 Jan. 2—8 Maart 1824.
DE REGEERING VAN ’s GRAVENHA GE 17951851. 249
Dit bestuur bleef in functie tot bij Koninklijk Besluit
van 5 November 1815 N°. 57 een „Reglement voor de
Regering der stad ’s Gravenhage” gearresteerd en daar
door een definitieve toestand mogelijk werd.
Het bovenvermeld Reglement bepaalde, dat het „bestuur”
zou worden „uitgeoefend door een Raad van agt-en-twintig
Leden, waarvan vier Leden Burgemeesteren (zouden) zijn”.
Allen zouden den titel hebben van „Edele Achtbare
Heeren”.
De Leden werden gekozen uit „de vroedste en gegoedste
ingezetenen”, Nederlanders en meerderjarig, twee jaar in
den Haag gewoond hebbende of één jaar, indien met eene
„burger-dochter getrouwd zijnde, of indien Hagenaar door
geboorte. Uitgesloten waren o.a.predikanten, onderwijzers,
comptabele gemeenteambtenaren, Bloedverwantschap of
Zwagerschap in den tweeden graad was voor de leden
onbestaanbaar; maar dergelijke verwantschap der huis
vrouwen van de leden zou geen bezwaar opleveren,
evenmin als opkomende verzwagering. De leden mochten
niet deel hebben aan de collecte en het pachten der
stads-inkomsten, evenmin aannemingen of leverantien voor
de stad mogen doen.
Omtrent de bevoegdheid van den Raad bepaalde art.
10 dat hij zou vergaderen voor het raadplegen over de
begrooting; hooren en opnemen van de rekening van den
Stadsontvanger; het formeeren der nominatie ter vervulling
der plaats van den aftredenden Burgemeester en tot het
benoemen van leden ter provinciale Staatsvergadering”
voorts zoo vaak het noodig zou blijken. Art. 16 gaf den Raad
de bevoegdheid tot het „approbeeren” van de conditiën van
verpachting en verhuring der stadsgoederen, en van
aanbestedingen van leverantien, terwijl art. 17 hem „de