2Ó2
ONVERBETERLIJKE REGENTEN.
ander, zou alleenlijk gegrond zijn op meerdere deugd en
bekwaamheden.” x)
De krachtige aanloop en de steun der Fransche republiek
bezorgden deze moraal eene overwinning, die echter niet
blijvend kon zijn en wier einde nabij was, zoodra bleek,
dat de klasse, die haar dragen moest, nog te zwak was om
haar levensbeginselen aan de andere klassen op te dringen.
Belemmerd aan den eenen kant door het verbond met de
partij der in 1787 afgezette regenten, werd het.betrekkelijk
kleine groepje der overtuigde democraten weldra machteloos
gemaakt door het feit, dat, niet alleen niet in de volks
klasse, maar evenmin in voldoende mate bij de kleine
burgerij en middenklasse sympathie werd gevonden, of, dat
die, zoo zij er was, reeds spoedig verloren bleek. Reeds in
Maart 1796 schreef Fennekol, die het revolutionaire vaandel
trouw bleef zelfs in 1813, 2) aan Wiselius: „Gij kunt U
niet begrijpen, hoe alles hier [in den Haag] veranderd is.
Revolutionair is volstrekt contrabande.” „Ik weet niet”
schreef Spoors eenige maanden later aan denzelfde, „of te
Amsterdam de menschen ook zoo veranderen als ik het
hier [in den H.] waarneme. Niemand onzer kennissen heeft
bijna dat karakter meer, hetwelk bij den aanvang der
revolutie in hem was waar te nemen. Die heet was is
koud, die koud was oranje, die oranje was is patriot.
Kortom het bouleversement is totaal Wat moet men
van die weifelende geesten denken, die maar in een anderen
kring behoeven geplaatst te zijn, om geheel andere wezens
te worden Dat zij domkoppen of bedriegers zijn 3)
Dit proces voltrok zich steeds meer. Staatsgrepen en partij-
overwinningen konden daaraan niets veranderen, en toen die
t) Art. 15 der „Burgerlijke en Staatkundige Grondregels” waar
mede de Staatsregeling van 1798 werd ingeleid.
2) Busken Huet Litt. Fant. 4<;c r. V bl 97.
3) Colenbrander, Gedenkstukken II p. 501 en vv.