208 ONVERBETERLIJKE REGENTEN. zijn Busken Huet. Litt. Fant. en Krit. XVIII blz. 109. van der Goes gehuwd met Anna Louise van Pabst had een zoon Hendrik Maiirits; was deze niet aangewezen om, toen in 1803 door het bedanken van H. A. Caan een vacature in het gemeentebestuur ontstond, in die vacature te worden gekozen? Beslist aristocratisch en beslist reactionnair, zoo zien de voornaamste colleges in den Haag er in 1802 uit. Het is er mede gegaan als met de departementale raden, waarover Wiselius een der aan de beginselen der revolutie vrijwel trouw geblevene aan de Winter schreef, dat het er „verre af (was), dat dè keuze der personen over het algemeen smaken zoude”. „Zal ik mijn gevoelen over Holland zeggen” zoo ging hij voort, „dan moet ik bekennen dat de keuze voor dat gewest mij verbazend uit de hand is gevallen. Ik had wel verwacht, dat men er dezen of genen knappen Oranjeklant in zou zetten, en dit strookte ook met het aangenomen systhema van vereeniging; doch geenszins had ik mij kunnen verbeelden, dat het blad juist zou f omgekeerd geworden, zoodanig dat men op zijne vingers kan berekenen, dat de weinige echte patriotten, die in dat bestuur zitting krijgen, niets zullen te zeggen hebben en als nullen in ’t cijfer zitten.” Dat in elk geval in het Haagsche bestuur de demo cratische patriotten van 1795 geen woord meer hadden mede te spreken, blijkt wel uit de eigenaardige manier waarop de heeren al heel spoedig de traditie van vóór dien deden herleven, door reeds 2 jaar na hun in functie treden en wel op den 3 Juli 1804 een overeenkomst aan te gaan, die in hoofdzaak volkomen gelijkt op een contract van correspondentie van weleer. Van een overeenkomst omtrent de regeeringsfuncties kon natuurlijk geen sprake meer zijn, maar de begeving

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 293