UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
24
zijn salaris is veel hooger dan van een gewoon werkman;
hij wordt edelman genoemd en houdt er zelf een knecht,
mogelijk wel meerdere op na. Eigenaardig is dan echter
toch, dat zijn werktijd niet minder dan vijftien uur
wordt vastgesteld.
De beide' volgende contracten (N°. XLI en XLII) be-
hooren bij elkander. Bij het eerste, den 12 Maart 1636
gesloten, verbinden zich Jan Cambier en Pierre Duval,
„beyde Franse craemers”, om voor gemeenschappelijke
rekening handel te drijven in alrehande coopmanschappen
van goederen, soo van sijdewaren, koussen, hoeden ende
anders”. Cambier bracht daarvoor 10.000 gulden in, Duval
slechts 400 gulden, maar blijkbaar ook de koopmansgoederen
zelf. De eerste zal ook twee derde, de laatste een derde
van de winst genietenevenzoo zal het verlies worden
omgeslagen. In dezelfde verhouding zullen beiden „huyren
ofte coopen behoorlick huysinge, die hun duneken sal
bequaemst ende oirbaerlicxt te sijn”. Kleederen, die zij uit
den winkel voor zich zelf nemen, zullen zij moeten betalen.
Zij zullen verder voor gemeenschappelijke rekening de
huishouding doen, „uitgesondert soo de huysvrouwe van
de voorsseide Cambier mochte coomen in de craem te
vallen, de extra ordinaris costen van dien bij hem Cambier
alleen gedragen ende betaelt werden”. Het contract zal
zes jaar gelden.
Zoo lang heeft het evenwel geen stand gehouden. Wel
vestigde zich de zaak van Cambier en Duval in het Hal-
straatje, de goede winkelstraat dier dagen, maar „om
seeckere redenen ende consideratiën henluyden daertoe
moverende” besloten zij reeds den 10 Juni 1637, dus
ruim een jaar later, de vennootschap te ontbinden. De
zaak met de koopmansgoederen ging met alle baten en
schulden over aan Cambierdaarvoor moest hij aan Duval
1100 gulden ineens betalen.