VAN HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. III. Hotels en publieke vermakelijkheden. Laat ik beginnen met een enkel woord over herbergen of logementen in ’t algemeen. Bij de toeneming van het verkeer waren zij meer en meer onmisbaar. In iedere stad werden zij van de vroegste tijden gevonden. De hospitalen dienden ook tot herbergen, of deze werden er aan verbonden. In sommige dier vroegste herbergen werd alleen gelegenheid gegeven om ’s nachts te slapen, en daarbij niet meer verschaft dan vuur, water, zout en kookgereedschap. In anderen daarentegen kreeg men alles wat men noodig had. Daar waren er, die een getuigschrift van den pastoor van de woonplaats des reizigers vorderden, vóór hij toegelaten kon worden. Zulk een reiziger moest „om Godswille” vragen om toegang. Verdachte lieden werden afgewezen. Sommige dier huizen werden eerst tegen den avond geopend. Zweren, vloeken en spelen waren verboden. Vóór en na tafel werd er gebeden. De waard nam alle kleeren in bewaring en sloot de deuren der kamers dicht. Na acht uren rustens werden de reizigers gewekt; het bed moest weer worden opgemaakt, en ieder ontving zijn kleeren terug. Na het vertrek der gasten werd het huis tot den avond gesloten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 332