UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
27
De volgende stukken brengen ons in de schilderswereld.
Het eerste (N°. LI) betreft een portret, geschilderd door
den Haagschen meester Pieter Pijl, die ook van elders
als leerling van Paulus Moreelse bekend is. Een zekere
Maria Ruijters legt den 27 Februari 1642 de verklaring
af, dat ongeveer zes jaar geleden „denselven Pijl ge-
schildert heeft eenen Sr. van Mil, juwelier, welcke schilderije
zij attestante omtrent vijff weecken naer t’ overlijden van
den voorsseiden Pijl door ordre van den voorsseide Cornelia
van Dalen (de weduwe van den schilder) ten huyse van
de voorsseide van Mil gebracht heeft. Verclaerde mede,
dat haer voorsseide juffrouw haer dede seggen aen den
voorsseiden van Mil, dat sij dertich gulden voor de schil
derije moste hebben, ende dat deselve zoo aen haer man
bestelt was, hetselve zij attestante seggende, seijde van
Mildaer sijn vijff ricxdaelders, gheeft die jou joffrouwe
ende ick sal bij haer coomen ende stellen haer te vreden”.
Bij de volgende „insinuatie ende protest” beklaagde
Thomas Brouart, thesaurier-generaal van den Prins van
Oranje, zich over de handelingen en lasteringen van den
schilder Esaias van der Velde, die beweerde, dat hij door
genoemden thesaurier honorarium voor een aan den Prins
geleverde schilderij ad 200.was te kort gedaan. De
schilder kroop echter in zijn schulp, toen hij werd gesom
meerd zijn beweringen waar te maken. Het stuk is van
3 en 5 Januari 1626 (N°. Lil).
Met den overgang van de schilderswereld naar planken-
land blijven wij in het rijk der kunst. Ook over deze
provincie van dat rijk geven de Haagsche notarieële proto
collen een en ander. Uitteraard zijn het geen kunstzaken
in engeren zin, die voor den notaris worden gebracht.
Maar onze kennis van het Haagsche tooneel vermeerderen
deze acten toch wel. Hier is een contract, den 22 April
1664 gesloten tusschen „La troupe des commediens de