328 HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. „Moeder Zuur" van gekke Wantrouwen en onverschilligheid zijn in den regel de dorpelwachters. Wij maken glimlachend een tegen-saluut voor deze schild wachten en treden toch binnen. Langzamerhand komt dan de zaak in orde. Maar je kunt ook wel eens met je neus in de boter vallen. Dat deed ik in begin September 1907 toen ik met mijn vriend Morren in de „Maréchal de Turenne” binnentrad. Madame Zuur kwam ons in den gang te gemoet. Kennis making; plichtplegingen; in ’t kabinetje. De reden van ’t bezoek was spoedig opgehelderd en de officieele ontvang- en receptieplooi was weldra vermilderd tot een hartelijke, goedige glimlach, waaruit belangstelling sprak voor de bedoeling van het bezoek. Geen drukte van voornaam-doende kellners, piccolo’s in apenpakjes. Wij zaten rustig in het kabinetje van alsof we thuis waren. Daar werden ons de eerste inlichtingen welwillend ver strekt, en van daaruit maakten wij een wandeling door het geheele stildeftige hotel met zijn ietwat zwaarmoedige maar toch zoo mooie en merkwaardige empire-meublement van zwaar mahoniehout. Ik kan mij begrijpen dat een der bezoekers in het vreemde- lingenboek schreef: Hoffentlich behalt das Haus seine alten Möbel.” En over dat vreemdelingenboek wil ik nog iets meer zeggen omdat het de spiegel is van het intiem karakter van het geheele hotel. Men treft ze in het buitenland nog wel eens aan, vooral in Duitschland, van die vreemdelingenboeken, waarin de logeergasten op regenachtige dagen en in verloren oogen- blikken, zich ontboezemen. Zoo herinner ik er mij een, waarin een Duitsche jonge

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 358