UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
30
bedde leijt”, dan moeten de koopers hem de tent met toe-
behooren weer voor de genoemde koopsom afstaan.
(N°. LVII).
De volgende acten zijn eenvoudige verklaringen omtrent
allerlei, dat men tegenwoordig politiezaken zou noemen.
Het eerste stuk (N°. LVIII) betreft een hazardspel, waaruit
blijkt dat men in 1600 „rouge et noir” ook reeds kende
en dat men soms alles wat men bezat, in casu de borduur
werker Jacob van der Meulen zijn geld en zijn ringen
daarbij verspeelde.
De volgende attestatie van 19 Mei 1628 (N°. LIX)
betreft een vechtpartij in het Bosch, die in de zeventiende
eeuw nog al eens voorkwamen en die soms bloedig genoeg,
ja, met doodelijk gevolg verliepen. Een valkenier van
den Prins verklaarde, dat hij op het Malieveld twee jonge
lieden had zien spelen en vervolgens twist had zien krijgen.
Zij hadden de degens getrokken en waren elkander te
lijf gegaan; een van beiden was ernstig gekwetst; boven
dien had de genoemde valkenier, die tusschen beide had
willen komen, nog als loon voor zijn poging om vrede
te stichten, een steek in de pols opgeloopen. Zoo gaat
het bemiddelaars in den regel.
„Een driftig muzikantje” zou men de volgende ver
makelijke geschiedenis kunnen betitelen, waarover den
18 Juli 1624 werd getuigd. Mr. Jan Leendertss „musesijn”
wandelde eenigen tijd geleden over de Markt en vond
daar „seecker persoon, die hemselven vermeetende was
binnen den tijt van drie dagen de luijden te leeren speelen
op seecker instrument, genaemt de vyool de gambe.”
Gevraagd, wat hij dan leerde spelen, antwoordde hij: „ick
leer .de luijden speelen de wijsen van hondert ende vijfftich
salmen.” Waarop Jan Leendertsz blijkbaar driftig vroeg:
„ich wilde wel, dat ghij mij daer eens redenen van gaeft
op wat maniere ghij dat beginnen soudt”. Dé ongenoemde