UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN. 31 erkende: „Ja, ja, ick hoor wel, dat ghij beeter meester sijt als ick”, wat onze Leendertss bescheidenlijk erkende „Ja ick hoor wel (onder reverentie geseijt) ghij sceijt”. Toen daarop inderdaad de ongenoemde heenging, ver oorloofde hij zich nog deze vriendelijkheid: „Ick en wist niet beeter of ick hadde een edelman ondervonden, maer ick sie wel ick heb een schelm, vagebont ende fielt voor.” Toen hij dit meer dan eens herhaalde, liep Jan Leendertsz de gal over; „seer vergramt werdende, es daer naer geschiet, dat de voorsseide requirant (d.i. Jan Leendertss) den voornoemden viool de gambe aen stucken heeft ge- smeeten”. (N°. LX.) Hoe een gezelschap werklieden in de herberg de Engel op de Voorburgsche kermis ernstig ruzie kreeg, kan men zeer dramatisch beschreven vinden in de acte van 13 December 1633 (N°. LXI). En wil men weten, hoe een zekere heer Westrene met drie knechts op Pinksteren 1644 des avonds tusschen elf en twaalf uur in een wafelkraam op de Voldersgracht huishield „en aldaer groot geweld hebben gedaen, soo met het uijttrecken van degens als andere onbehoorliche actiën”, dan kan men daar de volgende verklaring op nalezen. (N°. LXII). Van veel ernstiger aard was de zaak, waarover den 29 Juni 1635 een verklaring werd afgelegd. (N°. LXIII). Er had een doodslag door onvoorzichtigheid plaats gehad. De dader, bevreesd voor de gevolgen van zijn onschuldig begane daad, verzoent zich met de weduwe van het slacht offer. Deze had op zijn sterfbed verlangd, dat zij den dader zou vergeven „volgende de geboode Godes”, „gelijck sij hem uit puijre lieffde Godes vergaff ende remitteerden mitsdesen de voorsseide manslach bij hem onnoselicken geperpetreert aen den voornoemden hare man zaliger.” Het was echter niet alleen christelijke liefde en barm hartigheid, die haar zoo deed handelen; zij verklaarde „van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 38