32
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
de soeninge van dien volcomentlijcken te sijn gecontenteert,
voldaen ende betaeld.” De moordenaar en zijn moeder
hadden dus zoengeld aan de weduwe van den doode
moeten betalen; onder het volk kwam dit gebruik bij
onderhandsche acte dus destijds nog voor, zij het dan ook
voor een onschuldig beganen doodslag.
Van vrijen en trouwen handelt het volgende stuk. Het
is een zaak van trouwbeloften. Een zekere Abram van
Maerlen had aan Maria Notte „sedert Delffsche kermis
voorleden een jaer” trouwbelofte gedaan, wat hij ook
voor Ds. Streso en anderen had erkend. Bovendien zegt
Maria, dat hij „omtrent nege vierendeljaers ten huijse
van mij ondergescreven, onder pretext van vrijagie ’s mid-
dachs ende ’s avonts gegeten ende.gedroncken heeft, ende
nu voorgeeft dat hij aen seecker vroupersoon tot Delft
voor date van sijne voorsseide aen mij gedane troubelofte
soude sijn verlooft.” Hoe verontwaardigd ook, Maria is tot
een schikking bereid; zij wil afstand doen van haar rechten,
mits haar Abram onder eede voor Schepenen van Den
Haag wil verklaren, „dat de troubeloften, die hij aen het
voorsseide vroupersoon tot Delft gedaen soude hebben,
is geschiet voor date van de voorsseide troubeloften aen
mij gedaen.” Weigert hij, dan zal Maria een eisch tot
trouw tegen hem instellen „doch alles onvermindert ende
sonder prejuditie van mijn recht totte repetitie van het
costgelt bij de voornoemde van Maerle geduijrende zijne
frequentatie ’t mijnen huijse verteert.” De insinuatie ge
schiedde nog denzelfden 2 September 1645. Abram gaf
ten antwoord: „lek sal voor Schepenen van ’s Graven-
hage verclaren met eede, dat ick aen het ander vrou
persoon eerder verlooft ben geweest dan aen de requirante.
Nopende ’t verder dat de requirante pretendeert van cost
gelt, ick hebt haer betaelt en bent haar nyet schuldich
en meen oock daervan nyet te geven. (N°. LXIV.)