HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
37 1
Royaards was dien avond wat zenuwachtig; hij had nog
zoo kort geleden het Instituut voor de Marine verlaten en
verwachtte dien avond heel wat ongewenschte toeschouwers,
die hem, vo.or zijn debuut in Den Haag, niet bepaald kal
meerden. En mejuffrouw Roelof sen was mevrouw Mulder
nog niet, maar het was alles in aanmerking genomen, geen
kwade voorstelling; ik heb naderhand de tarentella wel eens
slechter zien dansen.
Het Haagsche publiek liep werkelijk een tijd naar de
opvoeringen van dit gezelschap, totdat er een kink in den
kabel kwam en er dus weer een nieuwe aantrekkelijkheid
noodig was om de zaak in stand te houden.
En die kwam werkelijk.
Het gebouw, dat blijkbaar vele eigenschappen in zich
vereenigde, deed zich plotseling aan de verbaasde oogen van
het publiek voor als. circus
Niet zoo’n prul als dat van Barnum met een tent die om kan
waaien op een drassigen grond, maar een vast steenen circus,
dat concurreeren kon met dat van Carré in Amsterdam.
Toen dacht ik een oogenblik met vergeeflijken Haagschen
trots, „zie je, dat is het nu, daar heb je nu de bestemming en
de toekomst van het gebouw en nu hebben wij ook ons vaste
circus.”
Ijdele waan, ’k mocht er maar een paar voorstellingen
beleven en toen Corradini, die er zijn paardendressuur had
laten bewonderen, vertrokken was, veranderde het gebouw
weer van uiterlijk en nam tijdelijk de allures aan van tentoon
stellingszaal.
De merkwaardige collectie schoenen van Zilcken konden
wij er toen o. a. bewonderen.
Een cameleon was er een klein kind bij.
Wanneer wij toen in dien tijd kinematografen of rijwiel-
scholen gehad hadden, dan was er toen beslist een van die
instellingen ingetrokken.