HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. 372 m’nheer, Maar daar droomden we toen nog niet van. Gelukkig; er was een veel belangrijker verschijnsel in die dagen, dat in de geschiedenis van de „overdekte” met gulden letteren staat geboekt. Sequah Nu lachen wij er omwij vragen ons verwonderd af, hoe wij zoo dol kwamen in die dagen, maar wij deden er toch aan meewij hadden ook de koorts en wij rustten niet, voor wij althans een handigen masseur en nog handiger reclame maker hadden gezien. ’t Was de triomf van de kwakzalverij. Een lange file van kreupelen en lammen stond daar ’s avonds in de duisternis en koude op straat te wachten, duwende, desnoods vechtende voorzoover het ging, om toch maar in den wondertempel te komen. Haagsch Lourdes. Daar hoorde men oude mannetjes, die in jaren niet op straat waren geweest en ondersteund werden door familie leden, met bevende stem pruttelen„asdat het een schande was, dat ze oude, gebrekkige menschen niet lieten voor gaan om bij den wonderperfester te komen” en „ach lieve hemel, astie me maar genezen zal Maar daar was volgens de omstanders geen twijfel aan. Vooral de vrouwtjes uit het volk wisten ellenlange ver halen van wonderbare genezingen nog ingewikkelder en onbegrijpelijker te maken dan ze reeds waren. Maar dat was juist ’t mooie er van en een ongevraagde, maar niet ongewenschte reclame op de straat. ,,’tWas een merakel en een merakel!” en „je most het maar zelf gaan zien, dan zou je overtuigd zèn en gaat toch op zïj minse voor die ekipazie; zie je wel, de rêkdom komt ook, en as die komt dan is ’tgaar geen smoesje; die wete wel, ware ze zên motte.” Mijnheer Zekwa (een perfester is toch een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 414