376
HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
even in het kleine verscholen vischwinkeitje aanliepen
om er een paar oestertjes te verorberen.
En brengen dergelijke bezoeken hunne eigenaardige
moeilijkheden mede, zij brengen aan den anderen kant,
ook eigenaardige inkomsten die niet te versmaden zijn.
Dit begreep de schrandere man die eigenaar van deze
zaak was; men moet partij trekken van elkanders zwak
heden om sterk te worden in de maatschappij.
Hij was daarenboven een goedig en welwillend man,
die wist wat der jeugd toekwam en die zijn klanten on
gaarne iets weigerde.
En zoo onstond een klein, gezellig opkamertje waar
verliefde paren ongestoord konden genieten van elkander
en van hunne oesters, en waar ook de bekende Damas”
zich wel eens verwaardigde om te komen. Hij werd er
niet geweerd.
Onder de trouwe bezoekers was een jeugdig viveur,
wiens „dame” echter een zonderlinge preferentie had
voor sprot, en die zij in zulke hoeveelheden wist te ver
slinden dat het de aandacht begon te trekken van andere
gasten die in dit heiligdom werden toegelaten.
Deze jonge schoone geneerde zich ook niet in ’t publiek
uiting te geven aan haar van liefde overkropt gemoed en
bezat dus twee zeer in ’t oog loopende eigenschappen.
Toen nu op een avond beide eigenaardigheden weer
sterk op den voorgrond traden, kon haar overigens zeer
lijdzame gastheer niet nalaten tegen den eigenaar der zaak
de opmerking te maken
“Je kunt hier gerust een bordje uithangen: „In,de ver
liefde Sprot”. De naam was er.
Hoewel nooit een uithangbord met dat opschrift den
winkel heeft versierd, heeft deze sinds dat oogenblik tot
aan zijn dood, dien naam behouden.
En ’t was geen geringe reputatie ook. Achter, dit nederige