394
wij in de gelegenheid zijn, daarvan een omstandiger verhaal
te geven.
In deze zaak speelde een Portugeesche Jood, die den naani
droeg van Francisco de Cordua, een hoofdrol.
Hij stond bij het leger en was gedurende de veldtocht in
de Donau-landen in zekere dienstbetrekking bij den luitenant-
generaal, graaf van Oostvriesland.
Als troost en schadeloosstelling voor de ontberingen van
het leven te velde liet de graaf van Oostvriesland zich
vergezellen door zijn liefje Manon Suares, eene Framjaise,
bij wie de twintig jarige Cornelia Louvet uit den Haag als
kamermeisje diende.
Cornelia was de dochter van de ons reeds bekende vrouw
Louvet. Zij was van aardig uiterlijk en het kan ons daarom
niet verwonderen dat Cordua, die ook uit den Haag afkomstig
was, en het meisje dikwijls in de omgeving van zijn meester
aantrof kennis met haar maakte.
Cordua verliet het leger, en was het toeval of wel afspraak,
hij reisde huiswaarts in gezelschap van Cornelia Louvet. Het
duurde niet lang of hij raakte ook in kennis met de ouders
der jonge dame en kwam van tijd tot tijd bij hen aan huis, om
er onder gezelligen kout een glaasje wijn te drinken.
Het ging der familie Louvet financieel niet geheel naar
wensch en zij waren vaak in moeielijkheden.
Men zag in Cordua een bemiddeld en welwillend vriend
aan wien men gerust zijn nood kon klagen en van wien men
hulp mocht verwachten.
Cordua was inderdaad niet doof voor hunne beden en
besprak de middelen om verbetering in den toestand te
brengen. Cordua bezat een vriend met name Machado, te
Nijmegen woonachtig, alwaar hij aan het hoofd stond van
een belangrijk huis in fourage. Hij beval Louvet bij dezen
aan en het gelukte hem dezen eene goed gesalarieerde
betrekking op dit kantoor te bezorgen.
EEN HAAGSCH DROST.