395 EEN HAAGSCH DROST. Om Louvet in de gelegenheid te stellen zijne nieuwe betrekking zoo spoedig mogelijk te aanvaarden, tastte Cordua in den zak en gaf hem reisgeld om dadelijk naar Nijmegen te kunnen vertrekken. Intusschen had men reeds om den argeloozen Cordua een net gespannen met de liefelijke bedoeling hem eens ter dege af te zetten. Louvet nam hartelijk afscheid van zijn weldoener, doch inplaats van zich onmiddelijk, zooals overeen gekomen was, op weg te begeven naar zijne nieuwe betrekking, bleef hij nog eenige dagen rustig in den Haag en nam er heimelijk zijn intrek bij een zwager, die op de Prinsengracht woonde. Daar liet hij zijn zoon bij zich komen en instrueerde hem, Cordua’s gangen nauwkeurig te bespieden en na te gaan of deze gebruik maakte van de voorgewende uitstedigheid des vaders om diens huis te bezoeken en intieme betrekkingen te onderhouden met zijne dochter Cornelia. Was zulks het geval, dan moest hij onmiddelijk den drost waarschuwen, die dan volgens een te voren met hem ge maakte afspraak, ten tooneele zou verschijnen. Vriend Cordua verklaarde later bij de behandeling der strafzaak, dat hij den drost van den Hove, de Jeude ver scheidene malen op eenigszins geheimzinnige wijze gehuld in een donkeren mantel en de hoed diep in de oogen gedrukt, om het huis zijner vermeende vrienden had zien scharrelen. Daar hij toenmaals niets kwaads vermoedde, had hij geen verdere aandacht aan die feiten geschonken. Vrouw Louvet geboren Johanna van Tongerlo, die alle draden gespannen had, opdat haar buit haar niet zou kunnen ontgaan, zou hem hebben kunnen inlichten omtrent de zonderlinge gedragingen van den heer drost, doch dit lag nu juist niet op haar weg. Integendeel, en Cordua zou helaas te laat ervaren wat dit alles beteekende. Op een avond kwam Cordua wederom een praatje bij zijne

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 437