4oo Eduard van Biema. EEN HAAGSCI-I DROST. Sedert dien had zij talrijke minnaars gehad en een vroolijk leventje geleid. Zij had haar aandeel genoten van de boeten die door den drost geheven waren na het op heeter daad betrappen van overspelige gehuwde mannen en vertelde ook met den substituut-schout een afspraak gemaakt te hebben om bij haar een chirurgijn te verrassen, waarmee zij beweerde omgang te hebben. Op 11 Juni spraken de Heeren Schepenen hun vonnis over Clara van Conincxbergen uit. Zij werd veroordeeld tot een kwartier expositie in de kooi en tot acht jaar tuchthuisstraf, en na de expiratie dezer straf mocht zij gedurende 20 jaar het grondgebied van ’s Graven- hage niet betreden. Op dien zelfden dag werd haar medeschuldige Geertrui Blom heimelijk gegeeseld en veroordeeld tot verbanning voor den tijd van twaalf jaar. Reeds eenige weken te voren was het lot beslist van moeder en dochter Louvet, door den uitspraak van Schepenen op 16 Mei. De moeder werd heimelijk gegeeseld en voor den tijd van 25 jaar uit het rechtsgebied van Holland gebannen. De dochter kreeg geen lichamelijke kastijding doch kreeg last dadelijk uit den Haag te vertrekken, met verbod daar zonder consent niet te mogen terugkeeren. Hiermede eindigde deze geschiedenis, die ons geen hoogen dunk kan geven van de onpartijdigheid der rechters in het toedeelen van straffen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1908 | | pagina 442