406
den .Haag
Johanna van
EEN GEDEGENEREERDE FAMILIE DOUGLAS'LUYKEN.
een aanklacht in. Het gevolg hiervan was dat
Amelonse in Januari 1733 door den onder
schout werd gevangen genomen. Abraham, die zooals
wij gezien hebben in 1728 onder curateele was gesteld,
ging zich op allerlei wijzen hoe langer hoe meer te buiten,
zoodat er eindelijk geen huis meer met hem te houden
viel. Op verzoek van zijn curator verleende het Hof in
September 1731 vergunning om hem voor den tijd van
één jaar in het verbeterhuis aan de Oostpoort te Delft
op te sluiten. Deze vergunning werd jaarlijks hernieuwd.
Zijn dochtertje Judith was bij „mamesell” Elisabeth Bleek
ter schole gelegd. Johanna werd intusschen met ver
schillende getuigen geconfronteerd, en Sara Luyken was
steeds in de weer om die menschen te bewerken. Eens
zelfs toen vier der voornaamste getuigen wederom op
het stadhuis waren ontboden, had zij ze den avond te
voren bij zich aan huis laten komen en hield ze toen den
ganschen nacht in haar woning, waar zij op boterhammen
met koffie werden onthaald, ’s Morgens vroeg was zij
weer bij de hand om die vrouwen die zij niet naar huis
wilde laten gaan, niettegenstaande er een zelfs vier kleine
kinderen had thee te schenken en ze aan de praat te
houden totdat het uur geslagen was, waarop zij zich naar
het gerecht moesten begeven. Bij het heengaan werd hen
elk nog 3 gulden in de hand gestopt. Daar Johanna de
beschuldiging dat haar kind ondergeschoven zou zijn,
hardnekkig bleef ontkennen, wist Sara den Baljuw te
bewegen om tot „scherper examen” over te gaan; maar
om een beschuldigde op de pijnbank te brengen, was
toestemming noodig van Schepenen, en daarom stapte
Sara er opnieuw opuit om deze magistraten van de
noodzakelijkheid daartoe te overtuigen. En toen de sche
penen aarzelden om hierop in te gaan, omdat verschillende
getuigen hunne verklaring niet onder eede durfden be-