407
den
EEN GEDEGENEREERDE FAMILIE DOUGLAS-LUYKEN.
vestigen, zond zij eenige harer handlangers naar
Baljuw om op afdoening der zaak aan te dringen.
Inmiddels had de curator van Abraham kennis gekregen
van de „fourberijen” van Mr. Daniel Luyken en zijn
dochter en daar Abraham zijn kind als wettig erkende,
had hij van het Hof vergunning gekregen om over de
wettigheid van het huwelijk jegens beiden proces te
entameeren. Bij deurwaarders exploot had hij allen opge
roepen, die iets op de wettigheid van de kleine Judith
te zeggen hadden en daar niemand anders gecompareerd
was dan Daniel Luyken met zijn dochter, had het Hof daarin
aanleiding gevonden om beiden, benevens haar meid en
knecht te doen arresteeren. Sara had begin Juli 1733, toen
de zaak mis liep, haar intrek genomen in haar ouderlijk huis.
Na hare arrestatie volgde zij een sluwe taktiek en hield
zich waanzinnig, zoodat zij voorloopig ter observatie in
een verbeterhuis te Delft werd opgesloten. Eerst na
verloop van een jaar werd zij naar de Gevangenpoort
overgebracht. Mr. Daniel Luyken, werd „vermits zijn
hooge jaren en indispositie als een singuliere gratie en
faveur geaccordeerd” om in zijn eigen huis, natuurlijk op
eigen kosten, door boden te worden bewaakt.
Het proces, hetwelk nu tegen Sara Luyken, wier machi-
natiën intusschen in het volle daglicht waren gesteld,
aanhangig was gemaakt, werd eindeloos gerekt, zoodat
eerst op 14 November 1741 vonnis werd gewezen. Bij
Sententie van den Hove van Holland werd zij toen
gecondemneerd om gebracht te worden ter plaatse daar
men gewoon is crimineele justitie te doen om aldaar
gestraft te worden met het zwaard over het hoofd en
vervolgens geconfineerd op haar eigen kosten voor den
tijd van 10 jaren. Na afloop hiervan werd zij ten eeuwigen
dagen verbannen uit den lande van Holland, Zeeland,
Friesland en Utrecht.