UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE
NOTARISSEN.
i het publi-
te gras uit
Dit artikel is in substantie verscheiden jaren geleden
geschreven, maar is in de portefeuille van den redacteur
blijven liggen, die van mij het recht had gekregen er mede te
handelen naar goedvinden. Er is thans niets aan veranderd
dan de inleiding, die door de veranderde tijdsomstandigheden
natuurlijk geheel moest worden omgewerkt. Bovendien is het
aantal acten aanzienlijk vermeerderd.
Wie zich tot voor weinige jaren zette aan
ceeren van een en ander, dat hij te hooi en t
Nederlandsche notarieële protocollen had opgediept, begon
zijn inleiding stellig met een jeremiade over artikel 69 van
de wet op het notarisambt van 1842. Hij zou het nood
zakelijk hebben geacht zijn lezers te doordringen van zijn
overtuiging of liever van de objectieve waarheid, dat ge
noemd artikel het wetenschappelijk onderzoek en zelfs het
eenvoudig raadplegen van de notarieële archieven niet alleen
belemmerde, maar zelfs vrij wel onmogelijk maakte. De
archieven gevestigd in het gebouw der rechtbank onder
het beheer van den tijdelijk jongst benoemden notaris
een slechter regeling was nauwelijks denkbaar. Laat ons
intusschen als verklaring en dus als verontschuldiging van
deze zonderlinge regeling dadelijk daaraan toevoegen, dat
men in 1842 geen denkbeeld ervan had, dat deze oude