M. Van der Goes.
HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD.
93
de Puije van het raadhuis
(onderstond)
in kennisse van mij, secretaris
(was geteekent)
„1782 en tenzelven dage van
gepubliceert.”
Aldus de magistraat. Ook de Staten van Holland hebben
niet stilgezeten. Er werd den 9 December een buitenge
wone vergadering belegd, waarop de Prins een rapport
in geschrifte overgaf van het gebeurde op den St. Nico-
laasavond. Het rapport is echter vooral materie ter kritiek
van het verhaal der Haagsche courant, terwijl toch
uit het bijeenroepen van een buitengewone vergadering
der Staten van Holland en West Friesland wel mag af
geleid worden, dat er iets meer gaande is geweest, dan
de heer Gosse meedeelt.
De Prins spreekt hier over de geheele zaak zeer ver
goelijkend. „Ik hebbe gemeent, dat ik dit blijk van gene
genheid van de burgers en ingezeetenen van mijne ge-
„boorteplaats niet behoorde aftekeuren en dat Ik, het
„geluk hebbende van in een vrije republiek te leven, geen
„hinder of beletzel aan dat voornemen, dat voor iemand
„laesif konde zijn, behoorde toe te brengen. „Vrijdagavond
is er,” nadat reeds met het presenteeren van het „eerst-
gemelde adres was opgehouden” op het Binnnenhof, zoo
wel als op andere plaatsen wat „vroolijkheid” geweest,
„zonder, zoo verre mij bewust is, zig schuldig gemaakt
„te hebben aan eenige daadlijkheden, of aan ietwes, dat
„als een oproer konde worden geconsidereert.”
Desniettemin had de Prins het toch gewenscht ge
vonden order aan den hoofdofficier van de wacht te geven
om patrouilles geregeld uittezenden, „dog teffens zoo lange
„die ingezetenen niet anders deeden dan vrolijkheid te