96 HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. gadering van de Staten van Holland, ten einde zich die zaak aan te trekken. Werkelijk schijnt toch wel voor de huizen van eenige personen hier en daar een betooging te hebben plaats gevonden, o. a. voor het huis van den raadpensionaris Van Bleiswijk. Zoo ooit, dan zal deze het op dien dag niet betreurd hebben, dat hij geen man was van het hout van een Johan de Witt; het verzekerde hem tenminste lijfs behoud. Het eenige wat hij er bij inschoot, was een handvol geld, dat volgens de berichtgevers uit zijn vensters onder het volk verstrooid werd. Er is echter nog iets anders, dat treft. Wie de aanlegger geweest is, ik herhaal het nog eens, is niet zeker vast te stellen, maar toch zou ik de hypothese willen wagen, dat het juist onze vriend Gosse geweest zal zijn. En dat om verscheidene redenen. De Diemermeersche en Zuid- hollandsche couranten waren voor Gosse reeds lang roode lappen geweest. In de ’s Gravenhaagsche Vrijdagsche cou rant van i November 1782 heeft Gosse heftig geprotesteerd tegen de Diemermeersche, die Willem V had vergeleken met een tyran als Caesar en Karel I en haar verweten, dat zij hierdoor indirect aangespoord had tot moord. Gosse zag daarin een aanhitsing tot een aanslag op den Prins, immers Caesar en Karel I waren beiden op gewelddadige wijze van het leven beroofd. Als een dolleman holt Gosse verder en eindigt met de prachtige tirade: „Gelukkig is „door dezen onbedachten uitval, het Lot, waarmee de „Cabaal (die hem tot hun veragtelijk werktuig gebruiken) „Zijn hoogheid bedreigen, onverwagt aan den dag ge- „komen tijdig genoeg zoo ik hoop, om hunnen ver- „vloekte voornemens te verijdelen”. Het ontging den tijdgenoot echter niet, dat hier de logica wat al te dol aan het werk was gegaan en Gosse

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 105