98
I-IAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD.
van geheel anderen
dat is, dat er van een contra-manifestatie geen spoor te
vinden is geweest, zeker een bewijs, hoe uiterst gering
de aanhang van de regenten in Holland geweest is.
Deze kon er althans een lesje uit trekken, dat in Holland
Oranje altijd nog op de massa kon rekenen. In zooverre
is deze betooging, een der eerste uit den Patriottentijd,
alsmede een der opmerkelijkste. Een actie moet al heel
sterk zijn, wanneer de tegenbeweging niet voelbaar gemerkt
wordt. Bij iets meer doorzicht had de anti-stadhouderlijke
partij reeds moeten begrijpen, dat zij in hoofdzaak het
proces verloren had.
Anders lag het geval bij de landprovincies. Buiten Holland
wint de Patriotische beweging voortdurend in kracht, zij
is daar veel ernstiger en draagt niet zoo’n persoonlijk
vijandig karakter als in Holland; zij richt zich daar zoowel
tegen den Prins, als tegen alle mogelijke misstanden op
welk gebied en van welken aard ook.
Het karakter van de twee andere opstootjes, die ik nu
nog met U wil gaan behandelen, is
aard. Heeft het St. Nicolaasoproer ontegenzeglijk den
Prins van tal van mannen der anti-stadhouderlijke partij,
met wie hij het anders misschien nog wel zou hebben
kunnen vinden, vervreemd, stond dat oproer tusschen den
Prins en zijn tegenpartij als een mislukte poging van de
Oranje-partij tot intimideeren, die ten gevolge van haar
niet-slagen de zaak slechts verergerde, de andere gebeurte
nissen waren deels het werk van de tegenpartij, deels het
gevolg van de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel.
Het is een algemeen verspreide bewering, dat de plotse
linge animo om zich in het bedienen van snaphanen te
gaan oefenen, te voorschijn geroepen zou zijn onder invloed