HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. 99 van den schrik, die het conflict tusschen ons en keizer Jozef II te weeg bracht. Het is als meer van dergelijke gangbare beweringen niet juist. Ik wil niet zeggen, dat hierdoor de lust, ja in Holland de behoefte daartoe niet is aangewakkerd, maar de eigenlijke oorsprong is toch wel degelijk ergens anders te zoeken. Deze ligt in de landproviciën en vormt een merkwaardige ge tuigenis voor het politieke leven aldaar in die dagen. Tot nu toe, het is bekend, bediende de Republiek zich van huurlingen. De soldaten, waarmede men zich in benarde oogenblikken van bedreigde onafhankelijkheid vrij liet vechten, waren eenvoudig als overal in het buitenland geworven. Dit was echter niets bizonders, want wij werden op dezelfde wijze bevochten. Schotten, Zwitsers, ja allerlei landslui hadden wij in dienst, daar de meestbiedende overal te kust en te keur kon gaan. Dat dit eigenlijk een onzedelijke landsverdediging was, dat de plicht der defensie natuurlijk bij de burgers zelf berustte en dat men dit maar niet om zoo te zeggen kon uitbe steden, is in dezen tijd in de landprovinciën, later ook in de geheele republiek en andere landen tot bewustzijn geraakt. Reeds in 1773 vertaalt Joan Derk van der Capellen tot den Poll, de bekende Overijsselsche Patriot, een boekje van den schot Andrew Fletcher, waarin de wenschelijkheid van een burgermilitie ik durf op dit oogenblik natuurlijk niet van een volksleger spreken werd betoogd voornamelijk op grond van zedelijke motieven. En zoo zien wij reeds in Februari 1782 den Frieschen Pa triot C. L. van Beijma het voorstel doen om tot een burger militie te komen en ziet men, dat overal genootschappen tot oefening in den wapenhandel worden opgericht. Voor Friesland bestond daartoe een bedenkelijke reden, waarmede Willem V hoegenaamd niets te maken had. Daar had een inwendige gisting plaats, die bij nadere studie

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 108