I-IAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. IOO op het spoor voert van belangrijke werkingen in het algemeen hier te lande, hetgeen de meening wettigt, dat niet, gelijk het zoo algemeen voorgesteld wordt, de in trigues van het buitenland en hun invloed hier alleen aan het werk geweest zijn, maar dat veeleer de gistingen in de landprovinciën het karakteristieke van de patriotsche woelingen vormen. In de jaren 1781/82 barstte eindelijk weer eens een geschil los, dat sedert 1616 tusschen Friesland en de Unie had bestaan. De oorzaak was, dat Friesland beweerde ver boven zijn krachten belast te wezen. De lasten werden, zooals men weet, over de provinciën percentsgewijze om geslagen. Friesland beweerde, dat haar percentage veel te hoog was, wat wel aan te nemen is, wanneer men be denkt, dat sedert 1616 geen herziening hiervan had plaats gehad, terwijl de omstandigheden natuurlijk wel waren veranderd. Friesland betaalde 11 pCt., het dubbele van Gelderland bijv. Dat daar protest tegen werd aangeteekend, is begrijpelijk. In 1636/37 weigerden de Friezen eenvoudig te betalen, maar toen kreeg men het eigenaardig ver schijnsel, dat Frederik Hendrik met de door henzelf be taalde troepen tegen hen optrok en hen dwong aan de eischen der Unie toe te geven. In 1637 moest Friesland dus bukken, bleef verder altijd klagen en protesteeren, maar zonder succes. Welnu, onder leiding van de jonge democratische regenten nam Friesland het standpunt van 1636 weer in en werd er een commissie naar Den Haag gezonden om daar de Heeren eens te vertellen, dat de provincie nu niet meer van plan was te betalen en er, wat meer zegt, ook niet toe bij machte was. Overal in Friesland werd nu het gebeurde uit vroeger tijd opgerakeld en om nu niet weer voor een dergelijk geval gesteld te worden als in 1637, werd er een genoot schap ter burgerwapening opgericht. Wanneer de Prins nu

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 109