HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD.
IO4
hier een einde aan temaken. Het viel vóór in September 1785.
De Prins inspecteerde, zooals hij dat gewoonlijk ’s Zondags
deed, het Haagsche garnizoen ook op den 4211 September.
Onder de toeschouwers waren behalve enkele leden
van het Patriotsch vrijcorps uit den Haag ook enkele van
dat uit Leiden en Schiedam. Na afloop van de parade wer
den dezen door het volk in de Lange Poten in de maling
genomen en onwelwillend bejegend. Een Leidenaar wordt
door een soldaat van de Hollandsche garde bespot, daarop
trekt deze zijn degen en steekt in het wilde rond om zich.
Volgens het hier genoemde rapport rezen tengevolge hier
van „woorden” waarlijk men had iets ernstigers mogen
verwachten. Die degen is den persoon later ontweldigd
en door een slagersknecht „geheel en gaaf” ten hove
gebracht, dus niet in stukken, gelijk het gerucht zich ver
spreid had. Alles liep zonder bloedvergieten af, slechts
een burgerman werd aan het hoofd gewond. Leest men
het verslag van het onderzoek, later door het hof inge
steld, dan wordt de indruk sterk bevestigd, dat deze be
weging alles behalve een spontane was. De Heeren,
waaronder genoemd worden de distillateur Hartevelt van
Leiden, de makelaar Voogt van Schiedam en een zilver-
smidsgezel Drosman van Vlaardingen benevens eenige
studenten, gedroegen zich op hun verderen tocht zoo onvoor
zichtig mogelijk. Zij begaven zich naar het huis van den
heer Hartevelt, procureur alhier, welke een der hoofd
mannen van de Haagsche Patriotten schijnt geweest te
zijn. Voor diens huis hebben wat betoogen plaats, maar
de politie en justitie doet haar plicht en beschermt de
vreemdelingen, zoowel als het huis zoo goed mogelijk.
Het blijkt wel, dat de Heeren het de politie zoo moeilijk
gemaakt hebben door zich telkens te vertoonen, dat de
procureur-generaal eindelijk nog de hulp der ruitermacht
moest laten inroepen. Dat zij echter op dat moment ver-