io6 HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. de beleedigingen hem aangedaan. Dat hij hiermee zijn tegenstanders een enormen dienst deed, bewijst alles wat daar in den Haag op gevolgd is. Den Haag is voortaan een stad, waar feitelijk de drie pensionarissen het bewind voeren, waar de magistraat op alle mogelijke wijze geringeloord wordt en de bevolking gedwongen er zich bij neer te leggen. Wel hebben die middelen, waarmede de regenten in 1786 en 1787 hun invloed trachtten te versterken, voor ons een hoogst comisch karakter. Men kent bijv, het plakkaat van de Staten van 23 Februari 1786 speciaal voor den Haag vervaardigd,waarbij het dragen van de Oranjekleur verboden werd. Gelijk bij alle bizonder strenge plakkaten is de toepassing aan hare gestrengheid omgekeerd evenredig. De burgemeesters, welke dit plakkaat hebben uit te voeren, behandelen het in woorden zeer ernstig, maar zeer zacht in de daad en bepalen zich tot het geven van waarschuwingen nu eens aan een commissaris van turfdragers dan weer aan kramers op de markt, blijkens het proces-verbaal in opdracht van de Staten zelve na een aanspraak van hun griffier. Een zeker heer Cruel, commissaris van het Rotter- damsche veer, in verregaanden staat van dronkenschap betrapt op het dragen van een horlogeversiersel van Oranje- coleur, wordt door de burgemeesters serieuselijk gewaar schuwd „zich in het vervolg daarvoor te wagten en zich „als een ordentelijk burger te gedragen om niet te vervallen „in de poenaliteit van ’t plakkaat van 23 Februari 1786”, m.a.w. dus: man, zorg, dat je niet dronken bent, dan behoeven wij je Oranjegezindheid niet te bestraffen. Grootere zwarigheid bood een zekere mijnheer P. I. Maas, die op een dag de groote stoutmoedigheid had om oranje, wit en blauw geverfde garens voor zijn woning te drogen te hangen. Maas was echter een laconiek heer, die op

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 115