3
schoenmaker volgt een „caffawercker” die voor vier jaar
een leerling aanneemt, „omme hem ’t ambacht van caffa-
wercken middeler tijt volcomelick te leeren, van alles dat
op de winckel gemaect wort, ende daerinne doen soo een
goet getrou meester schuldich is ende behoort te doen,
omme den selven oock tot meester te maecken”; de leer
knaap zal de twee eerste jaren niets verdienen, maar het
derde jaar zal zijn meester hem acht stuivers in de week
geven; „ende het vierde ende laetste jaer sal hij genieten
halff knechts loon van yder elle, die hij maect ofte werct”.
Hoeveel dat halve knechtsloon nu bedroeg, blijkt uit onze
acte niet; het werd blijkbaar bekend verondersteld (N°. IV).
Op dezelfde wijze neemt een „sijdecramer” een leerling
aan; deze zal „genieten huysvestinge, mitsgaders cost ende
dranck, oock te werden bewassen ende bevrongen”; de
leertijd is drie jaar; het leergeld bedraagt 200 gulden (N°. V).
Op den zijdekramer volgt een harnasmaker, die voor drie
jaar een leerling aanneemt. Deze zal naar gewoonte kost,
inwoning en bewassching hebben, in dit geval ook kleeren
en zelfs „des Sondaechs sijnen mantel om daer mede
te gaen wandelen te kercken off daer ’t hem belieft”. De
belooning van den leerling was zeer eigenaardig: „ende
als de drye jaeren sullen geëxpireert sijn, beloofden hij,
Sommester (de harnasmaker) aen Jean voorsz. (den leerling)
te vereeren een eerlijck nijeuw accoutrement van hooffde
te voete, cousen, cousebanden, met twee nijeuwe hembden
n effens twee cragen ofte rabatten, daerenboven een nijeuwen
mantel naer sijnen staet”. De leerling moet dus niet betalen,
maar ontvangt loon, zij het in eigenaardigen vorm. Opmer
kelijk is eindelijk in dit contract de bevoegdheid, aan den
patroon gegeven, om den weggeloopen leerknaap desnoods
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
t) Caffa is een soort fluweel. Bijdr. en Med. van het Hist.
Genootschap, XIX, 158.