HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE,
IN DE TWEEDE HELFT DER XIVDE EEUW D.'
„Op eerden en is gheen dinc soe goet,
Alsdat men nut rechter minnen doet” 2).
Voor de kennis van het, middeleeuwsche leven, zijner
geen betere bronnen, dan de weinige uit dien tijd nog over
geblevene rekeningen van allerlei aard, zoo, vorstelijke,
bisschoppelijke, gewestelijke, stedelijke, kerkelijke, klooster-,
gasthuis-, als broederschaps- of gilde-rekeningen.
Voor eene beschrijving van het Grafelijk leven ten onzent
in het algemeen en voor dat in de tweede helft der XlVde
eeuw in ’t bizonder, bezitten wij, behalve de feiten, welke
daaromtrent uit de oorkonden en charters spreken, de
1) De lezing over het Grafelijk leven alhier in dien tijd, door
mij gehouden in de bijeenkomst van die Haghe, in het voorjaar
van 1908, is tot deze studie verwerkt en aangevuld en voorzien
met aanhalingen uit de rekeningen, welke de gegevens leverden.
Bij het zoeken toch naar gegevens omtrent het geschied-ver-
leden onzer Grafelijke zalen in ’t bizonder, en van ’s Graven
kasteel in die Haghe in’t algemeen, noteerde ik tevens de eigen
aardigheden, betreffende het Gravelijk leven welke ik in de Gra
felijke rekeningen vond, en die aanteekeningen, stelden mij in
staat tot die lezing en tot deze studie, waarbij tevens het charter
boek van F. van Mieris werd benut.
2) Ontleend aan de rijmspreuken vanWillem v. Hildegaersberch.
8