EEUW. 114 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE rekeningen, welke van het Grafelijk huishouden zijn over gebleven en in het Rijks-archief worden bewaard. De rekeningen van de onderscheiden afdeelingen (am bachten) van dat huishouden, door verschillende klerken geschreven, zijn echter verre van compleetde oudste dagteekenen eerst van het jaar 1343, en deze zijn bovendien niet allen even uitvoerig of uit een historisch gezichtspunt even belangrijk. Terwijl de eene klerk er blijkbaar een genoegen in vond om eiken post, die hij als uitgave boekte, omstandig te beschrijven, vond een volgende goed om alles slechts in enkele woorden te memoreeren, terwijl een derde zoo vrij was, de uitgaven van elk onderdeel zijner af- deeling, per week, eenvoudig in totaal te vermelden, en daarbij bijna zoo goed als niets te vertellen. Die rekeningen, werden trouwens ook niet geschreven om nu, zes en eene halve eeuw later, tot historisch ma teriaal te kunnen dienen. Evenals onze hedendaagsche rekeningen en verantwoordingen, dienden zij slechts ten bewijze, hoe en waaraan de gelden, per week, per maand, per jaar of per verblijf, ten behoeve van ’s Graven gezinde aan de rekenplichtige klerken van elke afdeeling van dat gezinde of huishouden verstrekt, waren uitgegeven, ’t zij krachtens behoefte en gewoonte, ’t zij op mins heren of op mire vrouwe eigen selvers last. Nu de Rijksarchivaris, Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk in zijn onlangs verschenen belangrijk werk: „De Tresorie en Kanselarij van de Graven van Holland en Zeeland” op het duidelijkst heeft aange toond, hoe en door wie die rekeningen werden gehouden, ingericht en verantwoord, zal ik, onder verwijzing naar dat werk, daarop niet verder ingaan en alleen vermelden, dat zij, wat ’s Graven huishouden betreft, werden gesplitst in 5 rubrieken of ambachten, elk ambacht met zijn eigen meester- klerk en ondergeschikte klerken; namelijk in eenerekening betreffende de panetrie (de bakkerij), in eene rekening, betref-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 124