I 18 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. x) Het jaar 1300 was bijna voor elke stad en elk klooster het jaar van „het groote sterven”, men stierf al gaande en staande op straat en de gestorvenen konden bijna niet begraven worden. In het jaar 1368 was er opnieuw eene haestige zieckte, zoodat de reeds uitgeschreven dagvaarden te ten Bossche en tot Heusden wederboden werden van der sterften wille; in Utrecht alleen, zegt men, stierven toen over de 11.000 menschen. In 1398 werden Kampen, Zwolle en andere steden opnieuw door de pest bezocht, aldaar dagelijks een 20—30 offers vragend. Een tweede ramp, doch die men zich zelf aandeed, die niet van buiten kwam, ontwikkelde zich uit de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, die, aangewakkerd door geschillen over de opvolging van Graaf Willem de IVde, Holland en Zeeland verdeelde in bijna twee vijandelijke kam pen. Aanvankelijk zich bepalend tot den adel, namen allengs ook de steden en de gilden en het geheele maat schappelijke leven deel aan die twisten, aan dien onder weg daaromheen aangelegd. Eerst als de volle tol betaald was, en niet éér, verdween die geduchte bezoeker, doch zelfs al scheen hij geheel te zijn verdwenen, dan durfde men nog in geen weken de woningen door hem bezocht te betrekken, want voor hen, die zich daaraan waagden, lag daarbinnen het doodskleed reeds gereed, en de beangste bevolking, wat deed ze? zij ging die woningen, een geheel wijk niet zelden, verbranden 1). Dat was de eerste ramp, een ramp, waarmede dat tijdvak begon, een ramp van buiten, van boven als ge wilt, waar men als mensch volstrekt machteloos en hulpeloos tegen over stond, en die, de nietigheid van alle leven en van alle aardsch bezit, op ’t onmeedoogendst, op ’t ruwste, in 't duizendvoudige aantoonend, allerwegen ontzetting, ver wildering, en ontwrichting in ’t maatschappelijk leven ten gevolge had. Dat was de eerste ramp.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 128