HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 13 I de erwten en boonen, de wortelen en rapen, de appelen en peren, als ook het hooi en stroo voor den stal, de haver voor de paarden, en het noodige was voor de kaarsen. Van ’s Graven eigen bosschen venen en duinen werd aangevoerd al het noodige brandhout voor de open vuren en de turf voor de keuken, een deel van het ver- eischte timmerhout en het wild voor ’s Graven tafel. Uit ’s Graven vischwateren voorzagen eigen visschers in eene groote verscheidenheid en hoeveelheid visch voor de vele vastendagen en de aan ’s Graven hoeven en gronden verbonden hoorigen, bij gebleken geschikt heid in ’s Graven keuken of kelder, hof of stal, bak- of bouw-huus werkzaam gesteld verdienden geen wedde, enkel inwoning, kost en kleeding en kwamen dus niet hoofdelijk op de rekening voor. Ook ’s Graven pages en knapen zoons van ridders, op verzoek der ouders ter hunner vorming en ontwikkeling aan zijn Hof verbonden genoten geen wedde, maar alleen kost en inwoning en ontvingen bij gelegenheid van een ridderfeest of steekspel soms een nieuw kleed en af en toe een geschenk, en komen dus mede niet op de rekening voor. De voorziening in de dagelijksche behoeften van keuken en kelder, vorderden dus weinig of geene directe uit gaven, dat alles werd geregeld in voldoende hoeveel heden aangevoerd en een groot deel van het personeel aan ’s Graven Hof verbonden, en in earner of sael, in bac- of bouwhues, in coken of kelre, in de stallen of schuiren, in den boemgaerd of in ’t warmoeshof, in den coeltune of in ’t Haghe houte werkzaam, was óf hoorige, óf diende enkel tegen kost, inwoning en kleeding, alléén dan e'ene zekere wedde, pandgeld genaamd, ontvangende, als de Graaf met sijn ghesinde op reis was, terwijl het personeel, dat dan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 141