6
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
loos voorschot van zes duizend gulden geven, terwijl
Wildelant een salaris van duizend gulden zal genieten.
De verdere bepalingen kan men in het contract zelf na
lezen. Blijkbaar hebben wij hier met een paar kwakzalvers
te doen, waarvan de eene blijkbaar zijn geld, de andere
zijn wetenschap had te fourneeren. Wellicht is binnen
niet al te langen tijd de verhouding omgekeerd en had
mr. Copal de wetenschap, dat hij bedrogen was, en „d’heer
Wildelant” het geld, waarmede deze dure ervaring was
gekocht.
Wij komen nu tot de militaire dienstcontracten, die
weinig of geen toelichting noodig hebben. De luitenant
Aelbrecht Bardesius neemt den 26 Maart 1622 in naam
en krachtens machtiging van zijn kapitein jonkheer Francoys
van Vres, ten dienste van de graven Ernst van Mansfeld
en Christiaan van Brunswijk, als ruiter aan zekeren Dirck
Adriaensz. van Gorinchem, geboortig uit Heusden, die
„hem oock mit desen verobligeert in deselve qualiteijt
ende belooft d’voornoemde compagnie te sullen volgen
ende hem te laten gebruycken, sijne officieren respecteren
ende obedieren ende voorts doen als een goet ruijter
toestaet ende behoort te doen”. Als aenritsgelt” ont
vangt onze ruiter zestien rijksdaalders, met een voorschot
van 150 gulden voor zijn uitrusting „te weten met een
bequaem paert, twee pistolen ende voorts gelijck een
harquebusier schuldig is, ende behoort te doen”. Zijn gage
zal per maandbedragen 19 Duitsche guldens, „yder gulden
gerekent jegens dertich stuyvers Hollants geit”. Wij willen
voor onzen Dirck Adriaensz. het beste hopen; maar wij
vreezen, dat hij zijn vaderland nooit heeft teruggezien.
Van de benden van Mansfeld en Brunswijk is niet veel
overgeblevenook een meer illuster man dan Dirck
Adriaensz., de dichter Starter, is in dezen krijg gebleven.
(N°. X).