7
Administrateur.
Bij de volgende acte (N°. XI) neemt Gasper Symon de
Maran, „capiteyn lieutenant van de compagnie curasiers
van Syn Exellencie van Solms zal. gedachte, in garnisoen
binnen Mastricht”, tot solliciteur van sijn compagnie aan
„den Edele” Willem Bronsvelt. Zijn instructie wordt verder
door de acte geregeld. Hij wordt aangenomen voor den
opvallend korten tijd van acht maanden; zijn salaris wordt
berekend naar militairen trant op vijftig gulden „alle
heeren-maenden van 42 dagen”, benevens 1 percent van
alle penningen, die door zijn handen gaan.
Beëindiging van het dienstcontract vinden wij in het
volgende stuk (N°. XII), een getuigschrift, afgegeven door
de echtelieden Ritchert Mouris en Aeltje Cornells aan hun
dienstbode Aryaentge Pieters; wie nieuwsgierig is naar
de deugden van deze uitnemende maagd, leze de acte van
11 Juli 1624.
Iemand van veel grooter reputatie dan de eenvoudige
dienstbode is de man, aan wien Thyman Barentsz van
Ens, wonende te Hoorn, en Joncheer Willem vanBrederode,
woonachtig in den Haag, een verklaring van goed gedrag
gaven. Die man is niemand minder dan Frederik Houtman,
de koene zeevaarder, die mede de eerste Hollandsche
schepen in 1595 in den Indisehen Archipel bracht. Jaren
later, den 29 April 1622, verklaarden de genoemde heeren
op verzoek van Jan Banninck, „coeckebacker, mede be-
winthebber van de Magellanische Compagnie”, „aen
Frederick Houtman, gouverneur van Amboina, goede
kennisse hebbende, deselve voor sijn vertreck als nae sijn
wedercomste van Oost-Indien, altijt hebben gekent ende
gehouden voor een man met eeren, zonder oyt ter contrarie
van hem verstaen, veel min geweten te hebben” (N°. XIII).
Een korte toelichting tot dit stuk moge hier volstaan.
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.