HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE,IN DE XIVDE EEUW. 157 I van vleesch en wild, met het ronddienen der spijzen, met het inschenken der dranken, met het aanbieden van lavoir en dwael ter handwassching. Onder zijn toezicht stonden zekerlijk mede kelder, bakkerij en keuken met het daarin werkzaam personeel. De Meester Coc (coquus) was stellig een man van dage- lijksche beteekenis, die met zijn onder-personeel, zijn knechts en jongens, te zorgen had voor den „grooten aanval”, waar aan mins heren tafel maar al te dikwijls blootstond, en voor het groote aantal personen, dat buitendien in mins heren kost was, of voor zaken op het Hof zijnde of komende, mede ten noen- en avont-male aanzat. Er was dan ook een groote en een kleine keuken, met afzonderlijke lardier of vleesch-huis en een vrijstaand wasch-hues, waarin door de coken-maechden het tafellinnen werdgewasschen en mede was er eene afzonderlijke schuur ter berging van al de turf en van al het hout en een groote ophaal-put bij en tevens nog eene put in de groote keuken. De Meester Pentier, de bakker zorgde met zijn garsoen en knecht voor het benoodigde brood, dat er in groote hoeveelheid noodig was, vooral als men op reis ging en daarvan voorraad medenam. De Botelgier of bottelier, had de zorg voor de wijn- en bierkelders, moest de aankomende voorraad Fransche, Rinsche en Spaansche wijnen in ontvangst nemen, ver zorgen en aftappen in kannen, voor de maaltijden én in flesschen of bariseelen om op reis mee te nemen, en moest tevens veelvuldige biersoorten steeds in voorraad hebben en de behandeling en eisch van elk dier soorten, als Delftsch-, Goudsch-, Haarlemsch-, Hamburger-, Hoppen bier, enz. kennen. De Maerscalc zorgde voor de paarden, voor hun voedsel en in de eerste plaats voor hun beslag en tevens voor hun tuigaadje, alsook voor mins heren waghenen en sleden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 169