EEUW. IÓ2 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE X1VDE den noordoostelijken hoek van het Binnen-hof omsluitende castellanus-woning met zijn hof en uit het bezuiden der groote zaal gelegene afgesloten keuken-hof, waarop bijeen gegroepeerd stonden de groote en kleine coken, de penterie, ’t lardier, ’t wasch- en spoel-huus, de brandstof-schuren en de groote bornput, alle lage gebouwtjes met riet gedekt, ge legen langs de gracht, bij de nederste of Spoije-poirte, over welke gracht de coken-bregghe toegang gaf tot een strook grasland, dat tot bleek diende, door eene uiterste graft van den beplantten singel-weg, de Poten, gescheiden. Buiten die ommuurde en door den vijver met de daarop aansluitende grachten omsloten en bepoorte kern, het eigenlijke kasteel, lag bewesten, ter volle breedte van het kasteel, het groote buiten- of neder-hof, mede ommuurd, omgracht en bepoort. Op dat buiten-hof lagen bezijden de voirste poirte, door een wachter bewoond en bewaakt, ’s-Graven stallen en de bouverije met hare bargen en schuren. Daar lagen mede, doch iets verder westwaarts langs de noordzijde verschillende woningen van ’s Graven dienstpersoneel, eenvoudige houten huisjes met riet gedekt, en bezijden de stallen lag ’s Graven menagerie. Beoosten het kasteel lag buiten de gracht het reigers- bosch, den zuidoostelijken hoek omsluitend, en daarbuiten en beoosten den vijver, de boomgaarden en tuinen, die ’s Graven tafel ’s winters en ’s zomers ten deele van het noodige voorzagen, noord- en oostwaarts beschut door het hooge en uitgestrekte Plaghe-houte, het bosch, dat zoowel brand- als timmerhout opleverde. Noordwaarts lag langs het kasteel nog een strook hout- J) Rek. 1499 1500. „Groote boom over de beek oostwaarts van den lesten hange. genoemt ’t hooge hange aen de voetpat, waarvan de stam met goedkeuring van de Kamer van Reke ningen an Melchior de beeltsnijder is ghegeven.daer off gemaect is

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 175