berg en het Tournooi-veld door hen met huizen omzet,
wel is waar nog niet in rei en gelid aaneengesloten en
meerendeels nog zeer bescheidene, lage en deels in ’t hout
verscholene houten woningen met riet gedekt, slechts hier
en daar afgewisseld door een versterkt, door een ver
dedigbaar, een gekanteeld steenen huis, met hoog leien dak,
zooals dat van Egmond op den hoek van de Plaats en
den Vijverbetg.
Er was dus volop ruimte, volop vrijheid van beweging
en volop afwisseling op en om dit Hof voor het Grafelijk
gezin, dat werkelijk nergens in Holland of Zeeland een
zóó gunstig, zóó vrij gelegen en zóó ruim ingericht verblijf
had of kon vinden.
’s Graven vertrekken.
Het is vrij moeielijk, om niet te zeggen ondoenbaar,
om, met geen betere en duidelijker gids als de Grafelijke
rekeningen, welke op ’t kortst, op ’t leukst, vaak in enkele
woorden slechts een aan- of verbouw vermelden, en soms
alléén zeggen zooveel stiens of calx, of waghenscot of
dagloon voor een nuwe earner, of nuwe waerderobbe of
nuwe tredsoer, oï nuwe taelgerije, of nuwe stalle, of stille
of wat het zijn moge, om zich nu, ruim vijf eeuwen later,
na al hetgeen er sedert verbouwd, veranderd en afgebroken
is, nog een juist en duidelijk beeld te kunnen vormen van
de vertrekken in gebruik bij ’s Graven Aelbrechts gezind)
„Mins heren earner” (aldus de rekeningen) lag vermoe
delijk bij (A) benoorden de oude zaal, met een klein
Jhr. G. G. Calkoen, die blijkens zijne studie„Het Binnenhof
van 12471747”, opgenomen in de Bijdragen van „die Haghe”
van 1902, daaraan alle moeite heeft gegeven, is dan ook ten
opzichte van Aelbrecht’s tijd niet verder dan tot veronder
stellingen kunnen komen; van die studie met hare vele aan-
teekeningen heb ik hierbij ruimschoots partij getrokken.
164 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW.