168 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGUE, IN DE XIVDE EEUW.
kannen op te hanghen, en voorts an betsteden, an rake,
an bancken, die Joncvr. Alijt hadde. In 1390 werden voor
haar aangebouwd eene nuwe earner ende eene nuwe
waerderop opten viver, met coken, waaraan Aelbrecht in
1391 voor zich zelf nog eene kamer „mins heren nuwe
earner”, liet toevoegen, welk vertrek, door de ghanc of
galerij, welke het nieuwe of vijver-kwartier met het oude
kwartier verbond, in verbinding stond met ’s Graven overige
vertrekken; in welk dier vertrekken volgens de rekening
van 1395 „de zule werd gemaict die in mins heren earner
stait” blijkt niet.
1) Aelbrecht’s gemalin was in Februari 1358 niet mee ge
komen naar Holland, maar in Beijeren gebleven, zij kwam eerst
in November 1360, blijkens de volgenden post: „29 Nov. 1360
so quam mijn vrouw van Beijeren eerst in den Haghe bij mire
vrouwe de gravinne van Hollant en bij min here Hartoghe Ael
brecht, ende op deze tijt waren ridderen en knechte, vrouwe
ende jonefrouwe in de Haghe ghecome jeghens mire vrouwe
coemste van Beijeren, ende si bleven in den Haghe overmids
der hoechtijt van den kersdaghe”.
Mire vrouwen earner. Lagen ’s Graven vertrekken
benoorden de oude zaal, die der Gravin bevonden zich
aanvankelijk beoosten daarvan bij D, terwijl de zaal zelf
diende tot gemeenschappelijk verblijf en tot onderlinge ver
binding tevens. Destijds toch, waren gangen en verbin-
dings-portalen nog hooge uitzonderingen en werden de
vertrekken meest altijd en suite gebruikt, eneene
eeuw verder teruggaande, behoorde ook eene indeeling in
vertrekken nog tot de uitzonderingen en had en kende
men meestal slechts eene groote onverdeelde ruimte, slechts
eene zaal of hal, die tot alles diende en zoo noodig, door
losse tapijten of schutten tijdelijk werd ingedeeld.
Mire vrouwe earner grensde aan de oude zaal en was
evenals mins heren earner gelegen boven de overwelfde