Blijkens dezen post in de rekening 1360/1„voor hennipsaet
ter vooghelken behoef die op mire vrouwen canter hanghen”. Van
een spiegel in mire vrouwen earner of waerderobbe, of elders, heb
ik in de rekeningen niets gevonden, toch zullen deze niet ont
broken hebben, zij waren destijds echter niet van glas, maar van
bolvormig geslagen gepolijst metaal.
en kleinere lederen coffers, en een tridsoer daer men de
misse op doet (zegt de rekening van 1378) waarop dus,
tijdens eene ziekte van mire vrouwe, met behulp van een
draagaltaar de mis werd bediend.
Op de dekplaat van den schoorsteen stond een Maria
beeld en in die dekplaat waren bevestigd twee koperen
luchters, elk voor drie kaarsennaast de scouw stond mire
vrouwe spinne of spinnewiel, waarop zij in het schemeruur,
bij het licht van het haardvuur zelve haar garen spon, terwijl
eene iseren crone, bemaelt en vergout en ingericht voor
12 kaarsen aan een der zware eiken moerbalken hing,
welke met de daarop rustende kinderbalken de zoldering
vormde; deze balken waren met eenig coleur afgezet.
Aan een iseren arm hing in een der hoeken van den
wand een koperen waterketel, boven een groote waschschaal
op een drievoet staande, en daar naast hing aan een rolstok
een linnen hand-dwaal. Op een cleijn tafelken lag het boec,
dat voor mire vrouwe gescreven was van de legende „Onser
Lieven Vrouwen” en op een scapperaedse lag haar borduer-
werek en de zide en ’t gaern dat zij daertoe bezigde. Bij de
vensters hingen cauwen (kooien) met vooghelken.1)
Het was werkelijk een gezellig en smaakvol ingericht en
gemeubeld vertrek, het sierlijkst behandelde op geheel
het Hof.
In mire vrouwe waerderobbe was mede een seoerstien
en stonden tal van coffren, kisten en scrienen, gevuld met
clederen en groote taefflen op scraghenook hing er
een crone.
170 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW.